Theorieles
’s Avonds wordt ik gebeld door “D”. “…De bak is niet al te best. Ik weet niet of we morgen kunnen rijden.” zegt ze. “Mocht dat zo zijn, zullen we er dan een theorieles van maken?” vraag ik. Het is even stil, “D” denkt er over na. “Het zal je net dat stukje informatie geven wat het verschil maakt, als je weer kunt rijden.” verduidelijk ik mijn overweging om een theorieles aan te bieden. “Goed”, zegt “D”. “Als de bak goed genoeg is ga ik rijden, zo niet dan wordt het een theorieles.”
Wat wordt het: rijden of theorieles
Als ik de volgende dag in de auto stap op weg naar de eerste leerling, krijg ik achter elkaar meldingen op mijn mobiel. Er wordt mij ernstig geadviseerd niet de weg op te gaan… Het heeft gevroren en nu spettert het een heel klein beetje. Ik kan mij goed voorstellen wat het effect is…! “D” is de tweede leerling op de route, maar de temperatuur is nog rond het vriespunt. Haar bak is niet goed genoeg om te kunnen rijden.
De theorieles, doe er je voordeel mee
Even later zitten we aan de keukentafel. “D” heeft een schrijfblok en pen klaar liggen. Haar paard “U” valt over de rechterschouder op de linker hand. Ik verduidelijk met wat tekeningen wat er precies in het lichaam van “U” gebeurd tijdens het rijden. “D” heeft al heel wat inzichten gekregen tijdens het rijden. Dat is mooi om te merken. Als ik haar vragen stel weet ze vaak het antwoord wel te vinden. Ik teken schematisch, een paard van bovenaf gezien. “Als je je voorstelt dat “U” naar links gebogen is, wat doet dat met de teugellengte? Kun je dat tekenen?” vraag ik. “D” denkt even na en zet dan twee strepen (teugels) naast elkaar. De linker streep is korter dan de rechter. “Precies!” zeg ik, “Heel goed! Stel je wilt nu een bocht naar rechts maken, wat is daar dan voor nodig?” “D” stelt zich voor dat ze op “U” zit en dan weet ze het antwoord. “Ik moet heel veel ruimte op links geven, wil hij naar rechts kunnen buigen.” zegt ze dan. “Precies, heel goed!” zeg ik. “Als je nu een gebroken lijn wilt rijden op de linker hand, hoe zal dat dan gaan?” “Oooo, zegt “D”, dan moet ik in de bocht voor de gebroken lijn de rechter schouder al heel goed begrenzen, anders komt hij nooit de gebroken lijn op. En als ik dan bij het midden kom moet ik heel veel linker teugel geven en deze van de hals af houden om de rechter schouder op de lijn te kunnen houden. De rechter teugel hou ik bij de manenkam!” Ik merk aan “D” dat ze nu echt precies snapt wat er voor nodig is om met haar paard een gebroken lijn te rijden. “Geweldig!” zeg ik tegen haar. “Ik ga nu naar het volgende adres om les te geven. Kijk zelf maar eens of je andere dressuuroefeningen zo op papier helder kunt krijgen. Wat heeft “U” nodig om de figuren correct te kunnen lopen. Hoe beter je dat weet, hoe beter je het straks kunt rijden.” Hoewel “D” eerst haar twijfels had over het nut van een theorie les is ze nu duidelijk blij met de inzichten die de les haar heeft gebracht. Over 14 dagen zien we elkaar weer. Ik ben benieuwd hoe het rijden dan gaat!!