Met deze serie neem ik je graag mee naar de lessen die ik geef. Wie weet doe je inspiratie op.
Ben je benieuwd wat een les jou en je paard brengt, lees dan hier meer over Instructie, of geef je hier op voor een proefles.
“M” rijdt Z dressuur. Ze is eerder al bij mij geweest voor les, maar heeft de lessen even stop gezet, omdat haar paard thuis niet lekker loopt en ze hem eerst wil laten nakijken.
Het paard van “M” is behandeld. Er was niet heel veel aan de hand, dus “M” kan de training na een paar dagen al weer oppakken. “M” voelt dat het linker achterbeen van haar paard “W” nog steeds af en toe weg zakt. Ze overlegt met de behandelaar en met de dierenarts van het Equicare-Plus team. Beide denken dat het met training goed zal komen.
Nu komt ze weer voor les om te kijken wat we rijtechnisch kunnen doen aan het wegvallen van het linker achterbeen. Ik laat “M” even zelfstandig rijden om te kijken wat er precies gebeurd. “W” is wat taai op de linker teugel en valt op de linker schouder. Niet heel erg, maar toch wel wat. Ik laat “M” even halt houden om uit te leggen wat ik denk dat er gebeurd. “Voel eens wat er gebeurd als ik je aan je linker arm trek en je wilt niet met mij mee bewegen?” Ik pak de mouw van “M” en trek zachtjes, totdat ik voel dat “M” weerstand begint te bieden. “Knik je, als je weerstand biedt, in bij je linker zij, of wordt je linker zij juist lang?” vraag ik. “Mijn linker zij wordt juist lang…!” zegt “M”. “Het zelfde gebeurd bij “W”. Als je “W” vraagt naar links te stellen en hij wil dat niet, heb je kans dat hij zich op de linker kant juist langer maakt. Als dat zo is kost het hem meer moeite zijn linker achterbeen naar voren te brengen, waardoor het been af en toe weg valt.” We doen wat oefeningen om “W” van de linker schouder af te halen en het contact op de teugels gelijk te maken, waarbij “W” in de juiste activiteit blijft lopen. Niet te snel, want dan gaat hij overhaast en wordt de pas juist korter, maar met een grote ijverige pas. Zo wordt de balans in zijn lichaam in alle bewegingsrichtingen hersteld. De rest van de les loopt hij prima. Hij is makkelijk van de linker schouder af te houden en is veel fijner geworden op de linker teugel. Het linker achterbeen kan goed dragen en krachtig afzetten. De rest van de les valt zijn been niet meer weg.
Als “M” een week later komt is zij erg blij. Ook thuis kon ze goed met “W” rijden. Af en toe viel het linker achterbeen nog wel weg, maar zodra ze de oefeningen uit de les toepaste, werd de balans beter en liep hij goed. Nu kunnen we de les meer af gaan stemmen op de oefeningen die gevraagd worden in de Z dressuur.
We bespreken op welke plekken in de proef het mogelijk is “W” te corrigeren als dat nodig is, zodat hij ook in de proef in balans kan lopen en een fijn contact blijft houden op beide teugels. “W” heeft nog wat moeite met de vliegende wissel. Als we naar de galop gaan hoor ik hem hard landen op zijn voorhoeven. “W” is een mooi paard en het lijkt dan ook al snel dat hij goed loopt, maar als je goed kijkt en luistert snap je dat er nog wat puntjes zijn om aan te werken. Ieder paard heeft zo zijn plus punten en zijn punten om aan te werken. “W” heeft een mooie hals en een mooie manier van bewegen. De punten om aan te werken zijn het sterker maken van zijn lendenen en beter gebruik van zijn bekken en achterbenen. In het halt houden wil hij zijn achterbenen te ver achter zich zetten. Het is altijd even zoeken naar wat er werkt, welke oefening op welk moment.
“Laten we eens kijken wat de schouder binnenwaarts in galop brengt.” zeg ik tegen “M”. “W” wil de schouder binnenwaarts te groot maken, wordt lang in zijn lijf verliest activiteit en draagkracht in zijn lendenen. Het achterbeen komt onvoldoende naar voren. Natuurlijk kunnen we hier op door gaan, maar ik heb het idee dat we beter even wat anders kunnen aanbieden. “Laten we een andere oefening doen.” zeg ik tegen “M”. “Zet hem vanuit halthouden in achterwaarts op je been. Als je je hand inzet gaat hij te veel slepen met zijn benen. Voel in het achterwaarts wanneer hij zijn lendenen opbolt en zijn bekken kantelt, dan naar de galop.” “M” rijdt netjes en doet de oefening. “W” is aan het zoeken hoe hij het gevraagde kan uitvoeren. “Zeg maar wanneer je denkt dat hij zijn achterhand voldoende gebruikt dat je aan kunt springen in galop.” Door “M” zelf te laten benoemen wanneer ze denkt dat het goede moment is voor de galop kan ik checken of ze de oefening voldoende kan voelen om hem thuis alleen te doen. We hebben duidelijk een goede oefening voor beide gevonden. “M” voelt goed waar het goede moment zit. Het kost “W” inspanning, maar hij kan het wel. We werken verder in de galop. “In de galop spelen met voorwaarts en verzameling. Hou je handen voldoende hoog, zodat hij zijn wervelkolom goed kan vormen en zijn achterhand goed kan gebruiken. Als hij zijn balans gevonden heeft en de hand op zoekt je vingers ontspannen, zodat er een zacht contact blijft bestaan. Galoppeert hij fijn door zijn lijf en hoor je hem zacht lopen, dan rij je hem gesloten terug naar halt houden en meteen achterwaarts, zodat hij zijn achterbenen onder zijn lichaam houdt.” Het gaat al heel aardig. In de les hoeft het niet perfect te gaan. Belangrijk is dat “M” de oefening heeft begrepen en er thuis verder mee kan werken. “Rij maar eens een vliegende wissel. Kijken we wat er van komt.” “M” zorgt dat “W” zo veel mogelijk in balans is: van de schouder af en voldoende op de achterhand. Hij springt naar beide kanten een goede wissel. “Zo zou ik het thuis opbouwen met hem, dan heb je de meeste kans van slagen op een goede wissel.” Ik maak “M” een compliment voor haar rijden. Altijd fijn als een les voor alle drie, ruiter, paard en instructeur, goed verloopt!